Opa vertelt Louis over de stadswijken van Maastricht



de noordwestelijke (Brusselsepoort, Malpertuis, Malberg, Oud Caberg, Caberg, Belvedere, Bosserveld)

 

 


De Lambertuskerk, de Sacré-Coeur van Maastricht
 
De deur bij opa stond al open, ‘kom nog even binnen‘ zei hij tegen Louis die net aan kwam rijden. ‘Ik moet je nog wat laten zien’ vulde opa aan. Louis sloot zijn fiets af en stapte, enigszins stevig ademend van het snelle fietsen, de gang binnen en keek uit naar wat opa hem wilde laten zien. Opa stond te kijken voor zijn indrukwekkende boekenkast en bekeek de boeken door met een omhoog wijzende wijsvinger langs de boeken te glijden die hij tijdens zijn buitenlandse vakanties gekocht had.  ‘Ja’ zei hij en pakte het boekje “Le reveil de la Misericorde l‘appel de Sacre Coeur", uit het rek, bladerde om een foto van de Sacré-Coeur te zoeken en liet deze aan zijn kleinzoon zien. Louis keek er even na en zei ‘mooi’ zonder de indruk te geven dat hij het echt mooi vond.
 

‘Zo’n kerk’ begon opa ‘hebben wij ook in Maastricht, de Sint Lambertuskerk’. Louis knikte en reageerde door te zeggen: ‘dan zullen we daar vandaag zeker naar toe gaan’ en opa knikte, stopte het boek weer terug in het boekenrek, griste nog wat spullen mee die hij mee wilde nemen en liep naar buiten met in het kielzog zijn kleinzoon. Daar stapte ze samen op de fiets en begonnen met fietsen.

Samen fietste ze naar de Lambertuskerk en omdat zwijgen voor opa lastiger is dan fietsen met vierkante wielen vertelde hij alvast over de Lambertusparochie. ‘Sinds de veertiende eeuw had de stad vier parochies, zeg maar leefgemeenschappen, de Onze Lieve Vrouwe, Servaas, Mathijs en in Wijck Martinus. Na al die eeuwen binnen de stadsmuren te hebben geleefd was het heel bijzonder dat de stad zich eindelijk buiten de stadsmuren verder kon gaan ontwikkelen. “Buiten de Brusselsepoort” noemde ze het gebied waar westelijk van de stad als eerste werd uitgebreid met woningen. Het was duidelijk dat de uitbreiding een echt Maastrichts karakter moest hebben. Lambertus was, en is nog steeds, de enige bisschop die Maastricht heeft voortgebracht, en dat werd dan ook de naam van deze nieuwe parochie, de Lambertusparochie.'


‘Enkele huizen waren er al gebouwd, het Emmaplein was in 1903 aangelegd. Het gebied waar de Lambertuskerk kwam was onbebouwd, behalve enkele huisjes van de Acht Zaligheden nabij de huidige straat die daar naar genoemd is. Als eerste kwam er een noodkerk. Niet van houten plankjes maar een echt gebouw van stenen dat nog steeds bestaat, achter de kerk. Er werden steeds meer huizen gebouwd, westelijk het Blauwdorp met veel arbeiderswoningen en noordelijk de wijk Brusselsepoort met middenstandswoningen. De wijk breidde zich zelfs zo sterk uit dat er nieuwe parochies werden gevormd. Aan de noordzijde werd de Annaparochie opgericht voor de wijk Brusselsepoort en aan het westelijke deel van het Blauwdorp te samen met Biesland de Theresiaparochie. Hierdoor kreeg het voormalig gehucht Biesland ook een kerk. Er kwamen ook steeds meer priesters bij. Kapelaans werden ze genoemd die de pastoors hielpen. Ook zij kregen nieuwe huizen die aan de achterzijde van de Lambertuskerk gebouwd werden. De kapelaans namen allerlei initiatieven om de parochie te laten groeien. Er kwamen scholen, de Odaschool achter de kerk voor de meisjes en de Sint Jozefschool bij het Volksplein voor de jongens.’


‘In de Lambertusparochie werden ook allerlei verenigingen opgericht, voor jong en oud en voor allerlei interesses. Ze hadden natuurlijk een hoog katholiek gehalte, maar dat was bijna alles in die tijd. Enkele van die verenigingen waren direct aan de kerk verbonden zoals bijvoorbeeld het dragersgilde van het borstbeeld van Lambertus. Het was een van de levendigste parochies van Limburg. Een groot deel van die verenigingen bestaat nog steeds en heeft inmiddels ook vaak de parochiegrens overschreden.’


‘Zo’n parochie heeft ook hoogtepunten gekend. Een van de hoogtepunten was dat de parochie een relikwie ontving en wel een stuk van het dijbeen van Sint Lambertus. Vergeet even niet dat Lambertus rond het jaar 700 geleefd heeft.’ Louis kneep zijn oogjes een beetje dicht en zei stilletje: ‘cool’. Waarna opa op een ruige manier sprak ‘zeker cool, Lambertus was vermoord en in de Maas gegooid en in Maastricht aangespoeld, inclusief dijbeen’. Louis, nog ruiger: ‘wauw’. Opa vertelde, met in het begin een kleine lach op zijn gezicht, weer verder.

‘Ruim tweeduizend mensen gingen dat relikwie ophalen in Luik. En in de jaren dertig toen zich dit voordeed waren er nog geen auto’s. Een ander hoogtepunt was de viering ter gelegenheid van het jubileum van de zangvereniging. Toen waren nagenoeg alle tweeënvijftig priesters die de parochie ooit had voorgebracht aanwezig bij een misviering in de kerk. Dat aantal priesters is voor een parochie een extreem hoog aantal.’


Over de ventweg, waar ze gezellig naast elkaar konden fietsen, naderde ze de kerk. Opa hoefde niet te verduidelijken dat ze op de plaats van bestemming waren aangekomen. Louis keek naar de kerk. Voor de kerk stopte ze even. Louis: ‘ik herken wel de kerk van de afbeelding.’ Opa nam het woord weer over: ‘ik denk dat het niet alleen vanwege de vorm de Sacré Coeur van Maastricht wordt genoemd maar ook wegens de witte kleur van de kunradersteen die ze voor de bouw gebruikt hebben. En ook vanwege het beeldbepalende karakter van het gebouw dat net als in Parijs dominant aanwezig is.’


‘De vorm van het kerkgebouw is rond maar ook weer niet’ merkte Louis op. Opa: ‘Klopt, er is een tijd geweest dat de kerken verboden waren maar de tweede helft van de 19de eeuw kwamen ze weer terug. Opnieuw werd de vraag gesteld hoe zo’n kerkgebouw moest uitzien. Een deel van de katholieken vonden de gotische kerk in kruisvorm uit de late middeleeuwen nog steeds de beste vorm maar er waren toch ook meningen dat de Heilige vieringen op het altaar dichter bij de mensen moest staan. Net als bij de Sacré Coeur die toen werd gebouwd werden de “armpjes” wat korter en breder. Zo kreeg men een vorm dat iedereen meer bij het altaar betrokken werd. Dat hebben ze ook hier toegepast. Kerken die ze later hebben gebouwd waren soms traditioneel maar meestal een afspiegeling van hoe er op het moment van bouwen over gedacht werd,  hoe men de Heilige missen moesten beleven. Dadelijk zien we nog de kerk van Malberg en kom ik er nog op terug.’


‘Deze kerk werd gebouwd tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hoewel Nederland niet zelf in oorlog was, was ook hier te merken dat in België oorlog was. Vanwege die onzekerheid heeft men het deels ook in eigen beheer gebouwd. Bouwmaterialen waren lastig te krijgen, goede bouwmaterialen zo goed als niet en dat is later ook te merken geweest. Creatief was men ook, de trappen zijn restanten van de vestingwerken en de deuren zijn gemaakt van aangespoelde planken hardhout afkomstig van een brug in België. Die waren aangespoeld net op de plek waar de vermoorde Lambertus destijds was aangespoeld. In het verdere bestaan is ze verrijkt met kunst.’ Louis bleef zwijgen.


Opa vertelde ongestoord verder. ‘Maar al vrij snel kwamen de problemen. De ondergrond, bestaande uit de kazemattengangen en dicht gegooide droge grachten gaven een ongelijke ondergrond en dat was de oorzaak dat, men name, één pilaar verzakte waar een deel van de koepel op ruste. Diverse malen hebben ze het proberen te herstellen maar midden jaren tachtig werd het te gevaarlijk en ging de kerk wegens instortingsgevaar definitief dicht. De bezoekersaantallen waren inmiddels geslonken. De kerk bleef leeg in afwachting van betere tijden.’


Net als de auto’s op de rotonde aankwamen en verdere gingen, ging opa ook verder met vertellen. ‘Betere tijden kwamen toen bouwvereniging Servatius de kerk kocht en voor twaalf en een half miljoen Euro liet opknappen. Er was het plan om er hun kantoor in te huisvesten maar dat werd toch te duur. De bouwvereniging kwamen zelfs in geldnood en moest flink bezuinigen. Ook moesten bezittingen, en dat zijn dus vooral woningen, verkocht worden om dit te kunnen betalen. Het was even slikken maar de kerk staat er nog steeds en het herkenningspunt in deze buurt staat er ook voor de toekomst. Inmiddels is er ook een bestemming voor gevonden, een woonhuis aan de achterzijde van de kerk, voor aan de zijkant een bedrijfspand en in het midden van de kerk waar publieksbijeenkomsten kunnen plaatsvinden. Zo is het toch weer een beetje tot leven gekomen.
 


Victor de Stuers


‘Klaar’ zei Louis. Opa knikte, dacht even na en zei: ‘je hebt gelijk, dit was pas het eerste van het vele dat ik je wil laten zien vandaag.’ Ze maakte weer aanstalten om te gaan fietsen en kwamen in beweging. ‘Kom maar de Victor de Stuersstraat in, aan de linkerzijde van de kerk.’ Samen reden ze de mooie straat in onder de bomentakken door. Louis: ‘Victor de Stuers…. Ik heb er wel eens van gehoord, wie was dat eigenlijk?’ Dat wist opa wel: ‘Hij was de grondlegger van de monumentenzorg in Nederland, eind 18de eeuw. Geboren in de Brusselsestraat in Maastricht en na zijn studie in Den Haag gaan wonen. De Stuers bracht cultuur onder de aandacht in Nederland waar op dat moment nog weinig besef voor was. Hij werd chef van de afdeling Kunsten en Wetenschappen van het departement van Binnenlandse Zaken in een tijd toen het werkterrein van start ging. Hij heeft daarbij niet alleen de basis gelegd hoe er tegen monumentenzorg wordt aangekeken maar ook bijvoorbeeld hoe men met archieven omgaat, musea, etc. De bouw van het Rijksmuseum in Amsterdam gebeurde bijvoorbeeld onder zijn leiding. Samen met de beroemde Roermondse architect Pierre Cuijpers en Fons Olterdissen die er schilderde, was het Limburgs dialect er bij de bouw bijna de voertaal’ waarna opa een vette knipoog maakte om vervolgens ongestoord door te gaan met vertellen. ‘Een jaar na zijn dood werd deze straat naar hem genoemd. Hij heeft er ook voor gezorgd dat vestingwerken in Maastricht die al afgebroken waren herbouwd werden. En dan heb ik het over de Jekertoren naast de Helpoort en de twee bouwwerken langs de Maas, het poortje en torentje.’

 

Brusselsepoort


Ondertussen kwamen ze op een plein uit. Opa keek niet alleen of er een auto van links kwam maar keek ook in een korte blik links naar het café op de hoek. Nu zweeg opa even. Met naar rechts en even verder naar links te fietsen staken ze het plein schuin over, reden de Orleansstraat door en kwamen bij de Brusselseweg uit en stopte.


 Opa: ‘We staan hier ongeveer in het midden van de wijk Brusselsepoort, genoemd naar de poort aan het uiteinde van de Brusselsestraat. Via een bocht, zo’n beetje over de huidige Antoooon van Elenstraat, Antoooon was een orgelbouwer, liep de weg hier over in de Brusselseweg. Het is een heel diverse wijk. Vanaf 1900 werd er gebouwd. Er staat van oud tot nieuw, van herenhuizen tot arbeiderswoningen. Aan de overkant van de weg heb je het grote winkelcentrum Brusselsepoort, achter de huizen hier voor je heb je de Annakerk. Gebouwd in 1963. Ook toen werd er een kerk gebouwd behorende bij de tijd van toen. Het is een soort driepunt maar toch zit er ook een kruis in verwerkt. Het is de uitbreiding en later ook de vervanging van de Lambertuskerk’. Opa stapte op zijn fiets, Louis ook, en reden de Brusselseweg naar boven.

 

Zuyd Hogeschool


Na enkele honderden meters kwamen ze langs een imposant gebouw. ‘Zeker een klooster’ merkte Louis op. Opa knikte ja, nee en schuin hetgeen ja en nee betekent. ‘De steenrijke Zusters van het Arme kindje Jezus gaven gratis les in de Boschstraat aan kinderen van arme ouders. Ze kregen de smaak te pakken, les geven was echt leuk. Dat moesten meer grote meisjes gaan doen. Broeders hadden eerder al aan de Tongerseweg voor grote jongens een kweekschool opgericht en dat wilde de zusters ook.’ Louis knikte, hij had al eens met opa voor dat gebouw gestaan. Opa vertelde verder. Begin jaren dertig lieten ze dit gebouw bouwen. Het werd gebouwd als klooster en kweekschool met internaat. Jaren was het er druk maar de aantallen kwekelingen liep terug, fuseerde met de kwekelingen van de broeders. Later werd de opleiding omgevormd tot de Pabo, Pedagogische Academie voor basisonderwijs. Er kwam een vertalersopleiding bij en op dit moment is het de faculteit International Business van Zuyd Hogeschool. De Pabo is inmiddels naar Sittard vertrokken. De zusters en broeders die les gaven zijn inmiddels uitgestorven, de katholieke zorg van weleer is overgenomen door de overheid.’


Louis was even stil. ‘Dus in de gebouw waar vroeger een klooster was en waar een internaat was, is nu allemaal school?’ Opa weer: ‘Ja, en het gebouw is nog groter geworden, aan de achterzijde is het ongeveer verdubbeld. In een moderne bouwstijl. Delen van het gebouwd zijn elders gebouwd en met de grootste hijskraan die ze konden vinden in Nederland zijn de delen ter plekke in elkaar gezet, delen van dertigduizend kilo. Mooie afstemming tussen het oude en nieuwe gebouw. Het oude gebouw uit de jaren dertig is van beton en omlijst met bakstenen.’ Ze waren er inmiddels langs gefietst en Louis keek nog eens om.

 

Stadsengel


Ze kwamen bij een kruising waar ze links op gingen. Een stukje verder zei opa ‘wacht even, ik laat je een engeltje zien’. Vooraan de Lucassingel, onder de struiken stond een stenen engeltje. Opa: ‘Dit is het examenstuk van Appie Drielsma, dezelfde kunstenaar die het betonnen blokken monument tussen gouvernement en Kennedybrug maakte, de poort van de Servaasbasiliek aan het Vrijthof, vele andere en als een van zijn laatste werkstukken werkte hij aan het borstbeeld van Koning Willem Alexander voor in de Statenzaal in het Gouvernement.’ Louis koeltjes: ‘die engel kan hier niet wegvliegen zo onder die struiken’. Ze vervolgde fietsend de weg naar de volgende rotonde, rechts was een groenstrook. Er kwam een rij auto’s langs gereden waardoor het lawaai evenredig toenam. Ze stopte weer zodat beter te verstaan was wat opa vertelde.


‘Allemaal woningen om ons heen maar de woningen staan wel in drie verschillende woonwijken. Met de neus naar de volgende rotonde heb je links de Brusselsepoort. Helemaal achter ons, bij de Ravelijn begint de wijk en gaat door tot twee rotondes verder, de Sterflat is ook nog Brusselsepoort. Rechts achter ons heb je Caberg, het nieuwe want je hebt ook Oud-Caberg. Vandaag fietsen we om Caberg heen. Rechts voorbij het plantsoen heb je Malpertuis. Brusselsepoort is nog een beetje een ratjetoe, stedelijk. Caberg en Malpertuis maken deel uit van het Uitbreidingsplan uit 1954. Eerst werd Caberg gebouwd en van 1959 tot 1961 Malpertuis. Bij het uitbreidingsplan is bedacht om stapsgewijs meerdere wijken te bouwen volgens het parochiemodel. Een wijk van ongeveer vijfduizend inwoners met een kerk, winkels en gemeenschappelijke voorzieningen.’ Louis knikte, dat had hij al eens gehoord.

 

Van den vos Reynaerde


Ze reden verder en bij de eerste rotonde sloegen ze rechts af en reden Malpertuis binnen. ‘Is dat geen schrijffout, Malpertuis zonder h, het is toch zeker Malperthuis’ wilde Louis weten en wees daarbij naar een bordje langs de weg. Ook daar had opa wel een antwoord op: ‘Als je er een schrijffout in wilt vinden is het de i die een u kan zijn, Malpertuus. Het is het huis van Reinaart de Vos. Dat is een beroemd
boek, een verhaal, uit de middeleeuwen waar dieren als mensen zijn. Het drijft de spot met de adel die de touwtjes in handen hebben en de bevolking onderdrukt. En alle straten hier zijn dierfiguren uit dat verhaal.’ Het hoofd van Louis maakte een draaiende beweging waarbij hij een wenkbrauw omhoog trok en zei: ‘misschien dat boek maar eens aan mama voor mijn verjaardag vragen.’ Opa: ‘Kun je doen, je mag het ook aan mij vragen om te lenen, heb het boek tuus staan’.  Louis: ‘Opaaaa….?’ Opa: ‘Laat me er maar eens aan herinneren’ alsof opa vergeetachtig was.


Voor de volgende rotonde stopte ze weer even en opa wachtte even totdat er een rij auto’s voorbij waren alvorens hij begon te vertellen. ‘Malpertuis bruist niet meer zo erg als vroeger, de scholen zijn dicht, de kerk is ontruimd en heeft plaats gemaakt voor Opera Zuid als oefenlocatie en kantoor. En de overgebleven winkels hebben ook bijna geen klanten meer. Gelukkig is er in de wijken rondom nog volop leven aanwezig waarop deze wijk ook een beetje rust.’ Opa hield zelf even rust. Ze keken even naar de voormalige kerk, het winkelplein, rotonde. Ze gingen weer verder. ‘De rotonde is het midden van de wijk, links gaat de weg over de Via Regia naar Pottenberg en verder, rechts naar Caberg waar we nu om heen fietsen. Rechtdoor gaan we nu naar Malberg.’

 

Malberg


‘Op naar die rare malle berg, Malberg’ zei opa en fietste voorop alsof hij zich in de tijd bevond toen de wijk gebouwd werd, medio jaren zestig. En aangezien hij toen al zo kon praten deed hij dat nu ook nog steeds. ‘Malberg was al manjefiek toen het gebouwd werd. Net zoals alle huizen die door bouwverenigingen gebouwd werden moesten de woningen hier van goede kwaliteit zijn en betaalbaar. Ze werden op een nieuwe manier gebouwd die arbeidsbesparend was en toch met een variatie van tien soorten woningen. Bijzonder was ook dat zeventig procent aansluiting op het aardgas kreeg. Dat was nog niet gebruikelijk. Malberg werd het grootste nieuwbouwproject van Nederland dat in één keer gebouwd werd, negenduizend inwoners. Het was zo groot dat ze het opdeelde in vier deelwijken van elk zeshonderd woningen, elk met eigen voorzieningen als onderwijs en kerk, gezamenlijk kwam er een winkelcentrum. Ondanks al vele wijken gebouwd waren was er nog steeds behoefte aan nieuwe woonruimte. Ze wilde de verkrotting in de binnenstad  tegen gaan. Daarnaast werd er ook plaats gemaakt voor mensen die wel enige heropvoeding konden gebruiken, de onmaatschappelijken werden ze genoemd’. ‘Oja’ zei Louis, ‘maar die hadden ze toch in de Ravelijnbuurt geduwd’ meende Louis zich te herinneren. Opa: ‘niet allemaal, in diverse andere wijken is er ook plaats voor hun gemaakt, zodat ze aan de andere wijkbewoners het goede voorbeeld hadden.’


Broeder Victoria van de Beyart kwam met de eerste school, de Lucasschool. De Zusters van het Arme Kindje Jezus’ Louis onderbrak opa even: ‘de steenrijke zusters’. Opa nam het woord weer over: ‘exact, die van de Brusselseweg, hielden zich bezig met de kleuters. En er was nog een andere kleuterschool. En de Marcusschool kwam als laatste. Elke school in een andere deelwijk. Elk deel kreeg ook eigen straatnamen. Eerste deelwijk bestond uit maten en gewichten, tweede deelwijk oude munten, derde deelwijk rechtstermen en de vierde deelwijk wapens. Achter die namen kwam “ruwe” te staan zodat iedereen wist dat we het over de straten in Malberg hebben. De gemeenteraad was het overigens niet unaniem eens met dat achtervoegsel, zeventien stemmen voor, zestien tegen.’


‘Malberg werd weer een wijk die aangepast was aan haar tijd, met het opkomend aantal auto’s werden er ook driehonderdtien garages gemaakt, garageboxen toen genaamd. Er werd aan de rand van de wijk ook een bejaardenhuis gebouwd dat inmiddels weer is afgebroken en vervangen door een nieuw, eigentijds. Vrij recent heeft de buurt een opknapbeurt gekregen om weer helemaal van deze tijd te zijn met nieuwe grotere huizen en andere eigentijdse voorzieningen.’


Ze fietste de lange weg richting Malberg, maar met in het vooruitzicht een bocht naar rechts kwam het eind in zicht. Opa sloeg echter al eerder naar rechts, de straat voor de bocht, voor een flat. Louis volgde de Carolijnruwe in. Bij een gebouw aan de rechterzijde stopte  opa weer. Links waren grappige zonnige bungalowtjes te zien. ‘Dit is de kerk’ begon opa. ‘Het plan om in elke deelwijk een eigen kerk te bouwen is er niet van gekomen, het aantal kerkbezoekers was al dalende. Het was de tijd van de Vietnamdemonstraties, Woodstock, Rolling Stones en Flowerpower. Een bewogen tijd die niet aan Maastricht voorbij ging. Experimenten met geestverruimende rookwaren vonden ook hier in het Stadspark plaats.’ Opa was even stil, blies voorzichtig uit zijn mond. ’Kappers en barbiers keken naar buiten en zagen allemaal jongeren met lange haar en baarden voorbij lopen.’ Opa schudde ondertussen met zijn hoofd alsof hij een flinke haardos aan de kant wilde gooien, hij deed een beetje vreemd, of hij een beetje duizelig werd, er niet helemaal bij was. Hij sprak verder:  ‘Het was de tijd dat ik oma leerde kennen. Oma op de Markt meters fleurige stoffen kocht om er wijde kleding van te maken.’ De ietwat waterige oude ogen van opa veranderde langzaam in pretoogjes. ‘Op donkere feestjes waar geschuifeld werd op Serge Gainsbourg.’ Louis zag dat opa ondertussen met een schuin oog naar een jonge vrouw keek die op een racefiets langs kwam. ‘Met oma op mijn Zündapps de vrijheid in de wereld ontdekken. Veel wijn en dromen over een fantastische toekomst. Geweldige tijd was dat, het was of altijd de zon scheen. Woorden als “gij zult” verdwenen. Echt te wauw. Een wereld die langzaam aan het veranderen was. Iedereen was happy. Het saaie geregelde leven van de jaren vijftig dat geleid werd door bazen, onderwijzers en geestelijken veranderde in een wereld waar alles vrij moest zijn. Er was verzet tegen de mensen die regels oplegde en handhaafde. Het volk stond voor vrijheid. De tijd dat mensen massaal naar de kerk gingen en braaf luisterde wat ze moesten doen was voorbij. De rol van de kerk veranderde.’


‘In die tijd moest er in Malberg een nieuw kerk gebouwd worden. Wat ga je dan doen?’ Opa was weer helemaal bij het verhaal. ‘Een kerk in kruisvorm paste niet meer. Het werd een rechthoekige ruimte van dertien bij achtentwintig meter zonder steunpilaren. Maar het gebouw was meer als een kerk voor de heilige missen, het was ook een ontmoetingsruimte voor activiteiten in de wijk. Het jongerenwerk werd opgestart vanuit de kerk. Maar de kerk werd ook een ruimte om feest te vieren, carnaval bijvoorbeeld.’ Een ondeugende lach verscheen op het gezicht van Louis. Opa vertelde onverstoorbaar verder. ‘Zo had je dat een biertap de kerk werd ingereden en de kerkruimte een carnavalstempel werd. Aswoensdag, als de mensen tijdens een kerkdienst traditioneel een askruisje kwamen halen moesten ze toch alweer een beetje zijn opgeknapt om de achtergebleven bierlucht te kunnen verwerken. Tien jaar hebben ze deze combinatie volgehouden. Maar er kwam steeds meer verzet, onwaardig voor een kerk en de feesten werden verplaatst naar gemeenschapshuis het Ruweel. De kerk was weer traditioneel geworden, daar hadden de mensen behoefte aan.’


‘En deze bungalowtjes’ vroeg Louis. ‘Dat noemen ze patiowoningen’ antwoorde opa en wist er nog meer over te vertellen. ‘Patio wil zeggen ommuurde binnenplaats of tuin. Architect Snelder tekende deze woningen als sociale huurwoningen. Het waren en zijn nog altijd erg geliefde woningen. Het ontwerp heeft prijzen gekregen en vele bijzondere vermeldingen. Woningen in L vorm. Aan de overkant van de straat het tegenovergestelde, een L in spiegelvorm dus. Nemen we  L-vorm als voorbeeld heb je aan het uiteinde van het liggend streepje  aan de voorkant van de straat eerst een garage, links ervan de woonkamer met dubbele deuren gericht op de patiotuin, linksonder in de hoek de hal met voordeur, het streepje naar boven de  badkamer, en bij het  rechte streepje naar boven heb je rechts de keuken, gericht op de patiotuin, Helemaal links de gang met rechts twee slaapkamers en aan het uiteinde van de gang, boven aan de L, dwars een grote slaapkamer. Alle slaapkamers kijken uit op de tuin. De tuin is helemaal ommuurd en omdat er nergens zijn verdiepingen gemaakt zodat  je optimale privacy hebt. En dat allemaal op een oppervlakte van ongeveer dertien bij dertien meter.


Ondertussen waren ze de straat tegenover de kerk, de Patakonruwe in gefietst. De patiowoningen aan beide kanten van de weg werden aandachtig bekeken. Opa zei: ‘Slechts een deel van Malberg bestaat uit deze woningen, het ander deel zien er gewoon uit als woningen en galerijwoningen van verschillende verdiepingen.’ Even was opa stil, keek nog even om zich heen vervolgde met te zeggen: ‘kom, dit was Malberg, we gaan naar de volgende wijk, een oude wijk, Oud Caberg.’

 

Oud Caberg


Aan het einde van de straat fietste ze naar rechts en even verder was links een pad tussen het gras dat ze namen. Aan het einde een stukje naar rechts en staken de weg over waar ze de straat links in konden gaan, de Alde Caerteruwestraat.


Nadat ze de weg waren overgestoken en weer naast elkaar fietste, begon opa weer. ‘Dit is de scheidslijn tussen Malberg, links, en Oud Caberg, rechts.’ Louis keek naar de huizen in Oud Caberg, frontste even zijn wenkbrauwen en zei toen: ‘Die huizen zijn groter en volgens mij minder oud als van Malberg en een stuk jonger dan Caberg.’ Opa knikte goedkeurend en zei: ‘weer pienter opgemerkt. Vanuit het verleden had je inderdaad Caberg. In de jaren vijftig werd de wijk ten zuiden van Caberg flink uitgebreid. De uitbreiding Caberg smolt toch niet samen met het oude Caberg. In 1969 werd besloten er twee wijken van te maken, Caberg en Oud Caberg. In de jaren zestig werd Malberg gebouwd en bleef hier een groenstrook onbebouwd. In de jaren zeventig werd die strook vol gebouwd met de “donkenbuurt” en die hoorde bij Oud Caberg. En zo krijg je inderdaad dat in Oud Caberg nieuwere huizen staan dan in Nieuw Caberg.’ Met een opgeheven hoofd fietste Louis verder, hij had echt weer een pientere opmerking gemaakt.


Hier fietste ze door tot aan het einde waar ze naar rechts gingen. Louis zag geen naambordje van de straat en vroeg aan opa, ‘hoe heet deze weg aan het einde van de wereld? ‘ Opa kende de straten ook wel zonder naambordje: ‘Van Akenstraat. ‘Louis vroeg verder: ‘gaat deze weg naar Aken?’ Opa: ‘Nee, die gaat naar Capucijnenstraat in Maastricht.’ Louis wilde meer weten: ‘Maar waarom heet dit dan de Van Akenweg?’ Opa: ‘Nou, deze straat is naar iemand of een familie genoemd met de naam Van Aken.’


Louis knikte goedkeurend en bekeek wat hij zoal om zich heen zag. Je had niet het idee dat je door een stad aan het fietsen was, wel door een oud dorpje. Het viel op dat je veel weilanden kon zien en vergezichten. Ook dat aan de weg allerlei gesloten hoeves waren gebouwd. Had Louis niet ooit eens op school geleerd dat die gesloten hoeves gesloten vestinkjes waren? Ter bescherming van plunderaars. Dan is het hier inderdaad een oud dorp geweest. Opa was verdacht lang stil. Zou hij in een boerenomgeving als Maastrichtenaar zich ongemakkelijk voelen? Het zou zo maar kunnen. Ah... Opa maakte weer aanstalten om iets te zeggen. ‘In 1920 werd Caberg ingelijfd in Maastricht. Als onderdeel van Oud Vroenhoven werd vrijwel het hele gebied tussen de vestingwerken en de Belgische grens bij Maastricht betrokken. Zo ook dit gebied met boerenhoeves.  Landbouw is er al een hele tijd, sinds hier de Bandkeramiekers kwamen, ruim vijfduizend jaar geleden, is hier naar alle waarschijnlijkheid continu landbouw geweest met een dip van het jaar 300 tot 1300 toen het hier vol met loofbomen stond. Toen die bomen gerooid werden ontstond het boerendorp Caberg. Eerst met primitieve woningen en later, pakweg vanaf 1600 ontstonden de hoeves die er nu nog steeds staan.’


Opa slikt even en ging verder. ‘De jaren dat het gebied rondom Maastricht tot ontwikkeling kwam was er een officiële afspraak met België om aan de noordzijde van de stad een verbindingskanaal aan te leggen, het Cabergkanaal, tussen het Albertkanaal en Julianakanaal. Het Albertkanaal dat aan de westzijde om de stad heen loopt en Luik met Antwerpen verbindt naar het Julianakanaal dat noordelijk van Maastricht vanuit de Maas begint en rechts parallel aan de Maas naar Maasbracht is gegraven. Omdat die grond beschikbaar moest blijven voor het Cabergkanaal kwam de ontwikkeling van dit gebied niet op gang. In 2013 werd afgesproken om er geen kanaal meer aan te leggen. Mede door de aanleg van de nieuwe sluis bij Ternaaien ten zuiden van de Maas in Maastricht zouden de kosten van de aanleg nooit opwegen ten de opbrengsten.’


Ze fietste de Van Akenweg verder af en keken om zich heen. Mooie boerenhoeves waar in de loop der tijd gewone huizen tussen zijn gebouwd. Tussendoor weilanden. Een deel van de hoeves zijn inmiddels ook omgebouwd tot woningen, mooie grote woningen met respect voor het verleden. ‘Kijk’ begon opa toch: ‘de hoeves zijn gebouwd op de rand van het lage en middenterras van de Maas’ Bij zijn wandeling in het Savelsbos had opa daar al eens over verteld. ‘De laaggelegen terrassen werden gebruikt voor natte graslanden en de hoger gelegen terrassen voor de akkerbouw die dan weer droger zijn.’ Mompelend ging opa verder. ‘Die terrasjes staan hier nog steeds droog’ en schraapte zijn droge keel.


Ze fietste verder. Nu was ook rechts een grasweide met op de achtergrond de nieuwe woningen van Oud Caberg, ze passeerde wederom een mooie hoeve en vervolgens weer een open ruimte die iets hoger gelegen was. Ook rechts, een trap naar de kerk. Zo af en toe vertelde opa iets over wat hij zag. ‘Kijk, die kerk daar is weer een stuk traditioneler gebouwd, oudste deel is gebouwd in 1876,  op een stuk grond dat de buurman cadeau heeft gegeven. En die buurman is…. is….’ Louis: ‘geen idee’ waarop opa zei: ‘Van Aken, de man waar de weg naar is genoemd, woonde in die boerderij waar we net langs kwamen gefietst.. Zijn familie is hier al bekend sinds de zestiende eeuw, er was zelfs een lid van de familie Burgemeester van Maastricht. Rond de Tweede Wereldoorlog werd het huis geschonken aan de parochie die het verkocht om er het patronaatsgebouw De Luibe mee te betalen. Weet eigenlijk niet of ze bij de Luibe  een terrasje hebben.‘ De bebouwing werd dichter en kwamen aan het einde van de weg uit bij De Luibe. Er was iemand die reikhalzend uitkeek naar een terrasje. Tevergeefs. Alles was dicht. Opa slikte weer even en mompelde iets van ‘drank hoort zeker niet bij een oude fröbelschool… de wereld droogt nog eens uit. Louis hield wijselijk zijn mond.

 

Caberg


Ze reden de straat uit. ‘Hier aan de overkant, vroeger helemaal afgelegen, heb je achter de muur het kerkhof van Caberg’ zei opa. Ze reden naar links en stopte bij de rotonde. Daar tilde ze de fiets op en parkeerde om het doorgaande verkeer niet te hinderen. Opa slikte, keek rechts de brede weg in met flats aan de zijkant en begon weer. ‘Dit is Caberg, we zijn er zo’n beetje omheen gefietst. Het is de eerste grote uitbreiding aan de westkant van Maastricht, volgens het parochiemodel. Zo’n zesduizend inwoners, net zoveel als een redelijk dorp, ruim vijfennegentig procent volkswoningen en dat is fors meer als in een gemiddeld boerendorp.’ Opa grijnsde even en ging verder.


‘Daarna hebben ze geprobeerd een grotere mix van huizenklasse per parochie te bouwen. Dat lukte niet altijd. Particuliere bouwers waren er niet altijd en de woningnood voor volkswoningen was groot. Toch viel het aantal bewoners uit de mindere klasse best wel mee, ondanks er bewust enkele asociale bewoners tussen waren geplaatst. Dat had met het plan te maken om deze mensen weer op te voeden, net als bij de woonschool in de Ravelijn de bedoeling was. In 1955 zijn ze begonnen te bouwen en in 1958 was Caberg al helemaal bewoond en waren al veel voorzieningen beschikbaar. Bij de volgende rotonde sta je in het middelpunt van de wijk. De weg daar naar rechts kom je bij de winkels en andere voorzieningen plus de kerktoren. De kerk kwam er in 1961 maar die is in de jaren negentig alweer gesloten en op de toren na gesloopt. Net als in Nazareth. Omdat de kerk voor veel mensen een stuk binding geeft, soms bijzondere persoonlijke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden als communie, trouwerij, bekende begraven noem maar op, vond men het belangrijk dat er toch iets van de kerk overeind bleef staan, iets beeldbepalends, de ziel van de wijk.’ Nu begon Louis voor het eerst een beetje afwezig te raken. Opa zag hem een beetje indutten.


‘We kunnen ons niet splitsen, we laten Caberg voor wat het is en gaan naar Belvedere, de tuin van Maastricht, een verwaarloosde tuin wel te verstaan’ zei opa. Louis liet zich verrassen en fietste achter zijn opa aan. Ze gingen de rotonde weer op en sloegen links richting het noorden af de Brusselweg in en lieten Caberg achter zich. Er kwamen auto’s op snelheid langs gereden, vandaar Louis achter zijn opa aan fietste. Het hoofd van opa draaide naar de overkant van de weg. Louis zag het gezicht van opa van opzij en zag dat zijn ogen groter werden, naar voor kwamen en vervolgens uitpuilde. Louis had al snel in de gaten wat er aan de hand was: opa had een café geschoten… ’t Jachhoes. Niet veel later werden de uitpuilende ogen vervangen door een verschrikt gezicht om vervolgens in een lichtelijke paniek te raken naarmate hij dichter bij het café kwam. De reden: het café was gesloten. ‘Da’s nou jammer’ zei opa en vervolgde droogjes met te zeggen: ‘Waar rook is, is Brand.  Dit café werd nog landelijk nieuws toen het rookverbod ingesteld werd. De cafébaas had namelijk bedacht dat iedereen die wilde roken lid kon worden van een club. Het was dan geen openbaar café meer maar een besloten club, en daar mocht wel gerookt worden.’ ‘Slim bedacht’ zei Louis. De teleurstelling bij opa was net een beetje gespeeld, hij was nog gewoon aanspreekbaar en opa reageerde verder normaal.

 

Belvedere


De eerste weg rechts, de Sandersweg, sloeg hij in. Hier konden ze weer gezellig naast elkaar rijden. Opa begon weer: ‘We rijden hier Belvedere binnen. Het is een bonte verzameling van natuur, oude en nieuwe industrie en zelfs enkele woningen.’ Louis: ‘Ik heb die naam Belvedere vaker gehoord, ook in het buitenland.’ Opa knikte instemmend omdat zijn kleinzoon in ieder geval al zover ontwikkeld was dat hij dat opgemerkt had. Opa: ‘Belvedere is een landhuis op een berg met mooi uitzicht… ooit heeft hier een landhuis gestaan met die naam en ooit was er een steenfabriek met die naam. Uiteindelijk hebben ze dit hele gebied zo genoemd.’


Inmiddels stopte ze even boven aan de slingerweg bij een mooi uitzicht. Opa: ‘Er was hier een berg die de steenfabriek afgegraven heeft. Door de samenstelling van de grondsoort konden ze ook stenen in diverse kleuren bakken. De afgegraven berg, aan de noordzijde van dit gebied, heeft de gemeente Maastricht weer mooi weten op te vullen met…. huisvuil en ander afval. Ze hebben er ook een systeem bedacht om stortgas op te vangen. De steenfabriek, eerst onder de naam Baeten en Laileu, was er sinds 1908 en is in 1982 gesloten. Hier werd ook de eerste ringoven van Nederland gebouwd.’ De gefronste ogen van Louis vroegen om nadere uitleg en die gaf opa dan ook. ‘Een ringoven is een oven die in een ring is gebouwd om bakstenen in te bakken. Elke keer werd een deel van de ring waar de te bakken stenen in lagen heet gestookt. Met de restwarmte werden de ernaast gelegen stenen ook voor een deel gebakken. En dat bakgedeelte schoof elke keer een stukje op.’


Louis knikte voorzichtig met zijn hoofd, opa vertelde verder. ‘Maar dit gebied kent nog iets dat er voor het eerst in Nederland was.’ De  ogen van Louis stonden in vraagstand, en opa zei: ‘maar dat vertel ik je beneden wel.’ Nu was het Louis die als eerste op de fiets stapte en zich naar beneden liet rollen. Opa kwam er achter aan, moest toch een beetje in de gaten houden of zijn kleinzoon niet te snel naar beneden ging, halverwege zat immers een scherpe bocht en er rijden soms auto’s en vrachtauto’s op dezelfde weg. Beneden bij de kruising stopte ze even. ‘Nu wil ik het horen’ zei Louis tegen opa. Opa hield even zijn mond, om de spanning iets op te drijven.


Opa begon op rustige wijze te vertellen. ‘Toen Oud Caberg nog gewoon Caberg was, met slechts enkele boerderijen, was er een pastoor die weinig te doen had. Om de koeien, varkens en kippen te overtuigen naar de kerk te komen had hij opgegeven. Hij zocht een hobby. Zo ging hij in zijn vrije tijd op pad naar dit gebied om archeologische voorwerpen te zoeken. Die vond hij er ook. Tijdens de afgravingen voor de steenfabriek werden er ook vondsten gedaan. Toen deze steenfabriek in de jaren tachtig van de twintigste eeuw stopte is er in dit gebied tien jaar lang archeologisch onderzoek gedaan.’ Louis begon ongeduldig te worden en vroeg: ‘is hier dan voor het eerst in Nederland archeologisch onderzoek gehouden?’


‘Nee Louis’ zei opa, maakte een klein zuchtje en vervolgde met ‘geduldig zijn Louis…. Archeologisch onderzoek is met een kinderschepje zes hectare afgraven en als je iets van steen hebt gevonden, en dat kan nogal eens voorkomen, met een schilderkwastje schoonborstelen en een momentje blij wezen, dat is nogal tijdrovend.’ Louis keek niet blij, hij had nog steeds geen antwoord.


Opa ging verder alsof de tijd nooit verder ging. ‘Löss kwam aangewaaid, een superdun laagje en weer een superdun laagje. Dat ging zo een tijd door. Langzaam verdwenen onder de aangewaaide löss de sporen uit het daglicht van de eerste…… mensen in Nederland.’ Wow opa, hebben die hier rondgelopen?’ was ineens te horen uit de enthousiaste mond van Louise. Opa knikte en lichtte toe: ‘Het waren zelfs de voorlopers van de eerste mensen. De generatie die op de bank lag met de iphone te communiceren was nog niet ontwikkeld’ grapte opa. ‘Mensensporen van zo’n kwart miljoen jaar geleden hebben ze hier gevonden, de oudste van Nederland. Die woonde nog niet permanent hier. Zo’n zevenduizend jaar geleden kwamen er mensen permanent wonen. Ze hebben daar resten van een boerderij van gevonden, van vijf bij achtentwintig meter. Ook hebben ze versierde schaaltjes gevonden, vuistbijlen en een mammoettand. En nog veel meer natuurlijk.’


Opa hield even zijn mond waarna hij na een halve minuut toch weer verder ging met te zeggen: ‘en over een tijdje komen hier mensen weer zoeken, en wat zullen ze blij zijn als een typemachine uit de grond halen… een flessenschraper, plastic vliegengordijn, buizenradio, handmatige sinaasappelpers, stofdoek, gele stadsbus.’ Louis onderbrak met ‘Opaaa’. Opa weer serieus: ‘er zijn meer stortplaatsen geweest, Lieben, Sphinx, Bosscherveld met voornamelijk bedrijfsafval afkomstig van de keramische industrie. Hierachter’ en wees links van de berg waar ze naar beneden waren gekomen ‘is ook een stort geweest.’

 

Bosscherveld


Ze keken nog even om zich heen. Louis: ‘Ik vind het maar een raar gebied, een kruising tussen een afgetakeld industrieterrein en een ruig natuurgebied waar ze wat nieuwe gebouwen en wegen hebben neergekwakt.’ Opa knikte met zijn hoofd omhoog en omlaag om vervolgens zijn hoofd naar rechts te trekken om aan te geven dat ze weer verder gingen fietsen. Ze reden verder, staken de kruising over  en Louis keek naar alles wat hij zag. Natuur, oude fabrieksgebouwen en enkele verdwaalde woonhuizen. Bij de kruising met een dubbele weg remde opa, stopte en zette een voet op de grond. Louis kwam naast hem staan.


Opa slikte en begon te vertellen. ‘Maastricht was geen vestingstad meer, er kon buiten de verdedigingsgordel gebouwd gaan worden. Dat het een andere gemeente was, Oud Vroenhoven, was niet het probleem. Wel dat die gronden van die bij Oud Vroenhoven hoorde van privépersonen waren en er dus onderhandeld moest worden voor elk stukje grond. Maar de belangen waren groot genoeg, het lukte om aaneengesloten stukken grond te verkrijgen. Heel langzaam trok de industrie uit de binnenstad naar dit gebied omdat hier ruimte was om te bouwen. De gemeente liet 1957 aan de Fort Willemweg industriehallen bouwen waar kleinere bedrijven zich in konden vestigen. Die hallen bestaan nog steeds. Maar in het begin was

het toch vooral de grotere industrie die zich hier vestigde. Via een kleine winkel in de Kleine Staat met een tussenstop in de Drie Emmerstraat begon hier in 1905 Thomas Regout, een zoon van de grote Regout, hier op de hoek met een spijker en draadnagelfabriek. Tussentijds heeft deze fabriek nog Clouterie en Pointerie
Maastrichtoises geheten. Al worden er geen spijkers, draadnagels en knopen meer gemaakt, er wordt nog steeds met metalen gewerkt, van gordijnrail tot telescopische geleiders. Aan de overkant werd in 1939 NV Bates Nederlands Indische Ventielzakmaatschappij opgericht. Een papierhandelaar uit Amsterdam had enkele jaren ervoor in Amerika kennis gemaakt met zogenaamde Bates zakken en kreeg de licentie om deze voor de Nederlandse en haar koloniën te fabriceren. Cepro uit Gelderland deed dat ook en kwam in Maastricht erbij en toen werd het Bates Cepro Zakkenmij. De laatste jaren is het nog enkele keren van naam veranderd maar er worden nog steeds zaken en verpakkingsmateriaal gemaakt. Opzij van de zakkenfabriek begon rond de oorlog Hustinx, via Looiersgracht een zeepziederij dat later vooral waterglas, een grondstof voor zeep maakte. Die fabriek is overgenomen door de Zinkwit en die zijn naar Eijsden verhuisd. In 1916 werd in een pand van brouwerij NA Bosch in de Wijckergrachtstraat Ten Horn opgericht die een jaar later grond huurde ook op dit terrein grond huurde. Deze fabriek werd later overgenomen en heet nu Ciba, een verfstoffenfabriek. Een bedrijf dat gebruik maakte van andere producten die hier geproduceerd werden.’


Opa zwaaide met zijn armen alle kanten op om te wijzen waar de fabrieken waren en nog steeds zijn. Nu wees hij schuin naar de overkant en wees alsof zijn hand van zijn arm moest afvallen, kennelijk bedoelde hij dat het ver weg was. ‘Daar, aan de Cabergerweg, begon in  1932 de Bataafsche Rubberindustrie. In 1937 kwam hier in de buurt een tweede rubberfabriek, Ceylon, maar ging in 1979 failliet.’ Tussentijds zwaaide opa de andere kant op en bleef doorvertellen. ‘Bij de Bataafsche aan de Cabergerweg’ en wees met grote gebaren weer terug ‘werden rubberen producten gemaakt. Het kreeg tussentijds ook de naam Radium. Ooit hebben ze daar fietsbanden gemaakt en werd het Vredestein. Later zijn ze er matrassen gaan maken, maar de arbeiders gingen hun producten testen en de productie werd overgeplaatst. Voordat de rubberfabriek er was  stond er in dit gebied een gasfabriek’. Louis onderbrak met de opmerking: ‘en kregen de arbeiders daar bruine bonensoep te eten’? Opa hield even zijn mond en zei toen: ‘neeee’ en begreep dat hij zijn verhaal moest gaan afbreken, maar wilde nog iets vertellen over energiebedrijven van weleer, en zei: ‘ga je nog even iets vertellen over gasfabrieken.’


Louis: ‘Gas wordt toch uit de grond gewonnen, daar heb je toch geen fabriek voor nodig.’ Opa dacht even na en zei: ‘en melk dan, die komt uit de koe, en toch heb je melkfabrieken…’ Een wijze knik van Louis volgde, er was aandacht. Opa ging verder: ‘het gas werd vroeger uit steenkool gewonnen en die steenkool was al uit de grond gehaald. En dat gebeurde toch echt in een fabriek. Binnen de vesting had Regout al in 1848 een eigen gasfabriek die ook aan particulieren leverde en in 1858 bouwde de gemeente er zelf een. Eerlijkheidshalve was de eerste fabriek in dit gebied geen echte gasfabriek maar een cokesfabriek.’ Louis verheugd: ‘Van de Coca Cola’?  Opa: ‘Nee, cokes is een brandstof die minder schadelijk is dan steenkool‘ Louis knikte, enigszins teleurgesteld. Opa kon verder. ‘Steenkool werd in afgesloten kamers zonder luchtaanvoer warm gemaakt en zo ontstond er cokes en kwam gas vrij. Dat gas werd opgevangen. Die fabriek heette de Hollando-Belge.


Een jaar later, in 1908, kwam Vesta, een brikettenfabriek. Dat was een mengsel van gedroogd steenkoolgruis, met pek of asfalt geperst tot een soort baksteen en werd als brandstof verkocht. Als derde kwam er in dit gebied een echte gasfabriek. Dat was de opvolger van de oude gasfabriek van de gemeente. Deze moest vervangen worden omdat deze versleten was. Enkele honderden meters verder, aan de andere kant van de Lage Frontenweg werd deze in 1914 gebouwd waar nog steeds delen van bewaard zijn gebleven en is inmiddels een officieel monument geworden. Die fabriek werkte volgens hetzelfde principe als de cokesfabriek alleen ging het hier om het gas en niet om de cokes. Het gas waar we het dan over hebben is lichtgas en laat dat nu net een vinding zijn van Maastrichtenaar Jan Pieter Minckeleers. Deze fabriek is tot 1930 in productie geweest. Toen werd gas ingekocht van de Staatsmijnen in Geleen. De fabrieksgebouwen gingen over naar de Radium waar ik het net over had. En er is nog een restant, een grote gasketel. Die werd gebouwd om pieken in het verbruik op te vangen. Als die erg vol was ging het dak omhoog. Na enkele jaren was dat niet meer nodig en werd het een opslag ruimte. Nu wordt het soms voor culturele doeleinden gebruikt. Begin jaren zestig werd het aardgas bij Slochteren ontdekt en dat was veel goedkoper dan de dure fabrieken. Al die plaatselijke fabrieken gingen dicht.’


Louis maakte aanstalten om verder te fietsen. Opa bleef doorvertellen maar begreep dat hij nu echt moest gaan afronden. ‘Ooit was hier te midden van de ongezuiverde kolendampen een fruitveilig, een vermicelli en macaronifabriek, lompen, teer en asfaltdakpapier, teerdistilleerderij, uit de grond vol met gesijpeld chemisch vocht een bronwaterfabriek, petroleumopslag, keramiekproductie, opslag beenderen, groenteveiling, visconserven, wasmachines en drogers, houthandel, cementbuizenfabriek, muziekstudio voor Limburgse muziek, dierenhuidenzouterij en een café.’ Het gezicht van Louis begon nu echt een dreigende uitdrukking te

krijgen. Opa zette zijn voet die eerst op de grond stond op de trapper en kwam in beweging. De kruising werd overgestoken en de Sandersweg werd vervolgd,
samen met Louis de weg tot het einde, daar gingen ze links een brugje onderdoor en stopte weer direct voorbij het brugje aan de rechterkant.


Aan de andere kant van de onderdoorgang zag het toch weer iets vriendelijker uit. Als je het geluid weg dacht zag het er zelfs bijna idyllisch uit met de ophaalbrug en het oude wachtershuisje. Opa begon weer. ‘Rond 1825 hebben ze hier de Zuid-Willemsvaart aangelegd. Een kanaal dat van Den Bosch naar Maastricht gaat waar het door de voormalige vestingwerken kronkelt en eindigt in een binnenhaven, het Bassin. De sluis die je hier ziet is Sluis 19, de 19de van het kanaal. Het bedieningsmechanisme van brug en sluis is in 1929 vernieuwd door de firma Wishaupt en werkt vandaag de dag nog steeds. De firma Wishaupt bestaat trouwens ook nog steeds en is al zes generaties met dezelfde naam in Maastricht gevestigd en tegenwoordig zelfs hier in de buurt. Tussen het Bassin en de Maas heb je Sluis 20, de laatste van het kanaal. Tussen 1932 en 1934 hebben ze een stukje terug een nieuwe sluis gebouwd om een verbinding met de Maas te maken. De sluis van Bosscherveld, zoals ze die noemen, was de eerste sluis in Nederland met een hefboommechanisme. Dit deel van het kanaal is toen een beetje in onbruik is geraakt. Die huisjes aan de overkant… uit 1907…  dat bij de burg was van de brugwachter en dat andere was van de sluiswachters, de sluiswachter woonde boven en de knecht beneden.’


De aandacht van Louis begon weer te verslappen, maar opa slikte, nam een hap extra lucht en ging weer ongestoord verder. ‘Kanalen werden aangelegd om goederen te vervoeren. Als je nu een fabriek naast het kanaal aanlegt hoef je niet te slepen met je goederen. Dat was een belangrijke reden dat juist hier fabrieken kwamen die veel goederen nodig hadden, bijvoorbeeld steenkool. Al die fabrieken hadden ook een eigen losplaats, soms zelfs met elektrische kranen. Van een stukje van de oude vestingwerken, de Lage Fronten, werd in 1885 ook tot een kleine binnenhaven verbouwd. Dat zie je nog steeds een beetje. Maar naast scheepvaart kwam er in 1856 een treinverbinding tussen Maastricht en Hasselt. En die route liep hier net achter ons langs, boven op die opgehoogde berg. Toen we net onder de brug doorgingen, gingen we onder de spoorlijn door. Die spoorlijn ligt er nog steeds maar wordt niet meer gebruikt. En precies achter ons is ook nog eens een goederen en personenstation geweest, Boschpoort. Maar het was niet rendabel en werd vijf jaar later al gesloten.'


Langzaam was het gezichtsveld van opa en Louis naar achteren gedraaid en draaide verder richting de stadszijde. De kaken van opa denderde verder: ‘De spoorlijn splitst zich even verder naar links en gaat dan, langs de papierfabriek, de Maas over, over een brug die ze in 1856 als tweede spoorbrug in Nederland gebouwd hebben. Daar sloot het aan bij het station in Wijck. Sinds 1903 kwam er een aftakking naar een groot rangeerterrein en goederenstation aan de Statensingel dat ze ook station Boschpoort noemde. Toen de treinen vanaf 1956 niet meer reden is de loods nog lange tijd een transportbedrijf gevestigd, Van Gend & Loos. Die hadden van die typische grijze Engelse bestelwagens. Langzaam aan werd het transport door vrachtwagens overgenomen. Onderhoud werd er niet meer aan het gebied gepleegd. De fabrieken veranderde, steenkool werd bijvoorbeeld niet meer gebruikt. Ook kwam er aan de andere kant van de stad een nieuw industrieterrein, de Beatrixhaven.


Louis staarde in de verte. Zijn hoofd begon nu echt vol te raken. Er zat nauwelijks beweging in zijn hoofd. Opa zweeg nu, stapte op zijn fiets en fietste verder, het bergje op. Louis, inclusief hoofd, kwam ook in beweging en volgde opa. Bovenaan herkende Louis de wijk Boschpoort, hij was er al eens geweest met opa. Bovenaan het bergje rechts tot bij het spoor aan de Bosscherweg en daar stopte ze weer.
Aan het gezicht van opa was te zien dat hij iets leuks te vertellen had, hij begon. ‘Weet je Louis’ begon opa, ‘deze plek is een plek waar mijn hart sneller van gaat kloppen, het maakt nog steeds diep binnen in mij iets los, hier heb ik het begrip vreugde leren kennen, de euforie van het winnen geproefd, een gevoel van verbondenheid ervaren, een ster uit de hemel voor mijn ogen zag, toen ik dit alleemaal mee maakte wist ik waar ik voor wilde leven.’ Louis: ‘is dit dan de plek waar u oma heeft leren kennen?’ Welk vergelijk opa nu moest uitleggen wist hij even niet, maar hij zei: ‘nee, hier is ooit de plek geweest waar us MVV speelde’ en opa straalde er bij alsof hij voor de eerste keer zijn  kind in zijn armen had liggen. Louis keek alsof hij ontdekte dat zijn fiets net een lekke band had gekregen.


Op hartstochtelijk wijze ging opa verder. ‘Op de plek links van het stadion van Us MVVke verscheen het eerste bedrijf buiten de vesting en wel onder leiding van een Regouttelg, en wat denk je nu Louis wat daar gemaakt werd?’ Louis ging nadenken wat dat geweest zou kunnen zijn. Regout begon er mee, dan zal het wel iets met porselein te maken hebben. Opa keek genoegzaam, dan zal het wel iets met bier te maken hebben, en Louis zei: ‘porseleinen bierpullen?’ Opa sprong met één been in de lucht. ‘Voor de helft goed, het is een bierbrouwerij geweest.‘ Opa keek als een tevreden man en ging verder.


‘In 1887 werd hier de stoombierbrouwerij Ceres gebouwd, langwerpig naar achteren gericht, achter de gelijknamige mooie villa Ceres. Stadion Boschpoort, met tribunes werd in 1912 in gebruik genomen. De brouwerij hield in 1931 op te bestaan. De laatste wedstrijd werd hier december 1960 gespeeld. Inmiddels was Stadion de Geusselt gebouwd. Als us MVVke speelde stonden er overal fietsen. Na de wedstrijd ging een deel naar huis maar een groot deel reed ook naar de andere kant van de Boschstraat, daar waren tenminste cafés waar op het succes gedronken kon worden, want succesvolle wedstrijden werden er altijd gespeeld, zeker in de herinnering. Zullen we die route ook fietsen?’


Louis had genoeg aangehoord voor vandaag en vond het prima. Ze fietste rechtdoor de Boschstraat helemaal af richting de Markt. Even later zat opa bij Cafe Het Rozenhoedje achter een glas bier en Louis achter zijn cola. Nee, nee, geen cokes.

 

 

Rebolim©2016/2021



 

BRONNEN:

 BOEK: Kerken van Maastricht, 1979; St Lambertuskerk MS33, 1991; De straatnamen van Maastricht en hun herkomst en betekenis, 2013;Monumentengids Maastricht, 2001; Ons fatsoen als natie, Victor de Stuers 1843-1916, 2004; Modern bouwen in een jong historische context, Hogeschool Maastricht, 1997; Malberg 25 jaar uw wijk 1965-1990, 1990; Bouwen in Maastricht, Oud Caberg: Het oudste landbouwgebied van Nederland, Agrarische cultuur van de steentijd tot heden, 2003; Bosscherveld & Belvedere, industrieterrein en uitbreidingsgebied van Maastricht, 2003;De straatnamen van Maastricht en hun herkomst en betekenis, 2013
INTERNET: topotijdreis.nl; bodemzorglimburg.nl; deregiovannu.nl; L1



  Klik hier om terug te keren naar 'Opa vertelt'